Wilco-frontman Jeff Tweedy vond na uitstekende rootsrockalbums als A.M. en Being There zichzelf opnieuw uit op Yankee Hotel Foxtrot. Americana was op dit album hooguit de basis waaroverheen een experimenteerdrift werd losgelaten die aan Radiohead ten tijde van Kid A deed denken. Laatste plaat Wilco (The Album) liet daarentegen een terugkeer naar een conservatiever geluid horen. Mooie liedjes, dat zeker, maar niet echt verrassend. The Whole Love, het eerste album op eigen label dBpm, combineert beide werelden. In het ruim zeven minuten durende eerste nummer Art Of Almost voeren vervormde elektronica en een hoekig ritme een verbeten strijd, zonder duidelijke winnaar. Daarna meteen I Might, een met een Doors-achtig orgeltje doorspekt nummer, een fraaie melodie en een opstandige gitaar. Derde nummer Sunloathe is pastoraal dromerig, vierde nummer Dawned On Me ronduit poppy, Black Moon juist zeer folkachtig. Afwisseling troef dus. En dat blijft; zo wordt het charmante en mierzoete (maar let op de tekst!) walsje Capitol City direct gevolgd door de venijnige rocker Standing O met glaminvloeden – het is het intro van Bowie’s Absolute Beginners, maar dan met peper en veel sneller. Tot slot de grootste verrassingen: op het onweerstaanbaar vrolijke titelnummer volgt in One Sunday Morning een twaalf minuten (!) durende beschouwing over vergankelijkheid die ondanks de eenvoudige melodie en een eindeloos herhaald gitaarloopje hooguit een minuut te lang duurt. Horen is geloven.