Een muur van geluid wordt opgetrokken zodra het Siciliaanse orkest van Avola begint te blazen. Een podium vol stoere jongens en een enkele wilde meid en daarvoor breed gebarend hun leider, de bonkige Mirco Menna. Het is alsof je bumper aan bumper door de drukke straten van
Palermo rijd en er plotseling van links een enorme fanfare voorbijkomt. Fellini-achtige toestanden, want het hele volk loopt uit. Evviva, oftewel Hiep Hiep Hoera! klinkt en iedereen zingt uit volle borst mee. De trombones, trompetten, tuba’s, klarinetten en saxofoons volgen elkaar snel op. Mirco zingt
zijn liedjes met veel gevoel voor dramatiek en temporiseert zijn orkest waar dat nodig is, wat regelmatig mooie instrumentale intermezzo’s oplevert. Het is vrolijk, het is energiek en er is geen ontkomen aan. Een meeslepend
soort goedgeleide chaos die louterend werkt en je even doet vergeten dat dit eiland nog altijd grotendeels wordt geregeerd door de Mafia. Muziek voor en door het volk, dat is en blijft een uitstekend medicijn.