Hoe kon een zooitje ongeregeld aangevoerd door twee constant ruziënde broertjes uitgroeien tot de grootste band van het moment? Die vraag wordt beantwoord in Supersonic, de documentaire van Mat Whitecross die eerder een geweldige film over Ian Dury maakte. Gebruikmakend van veel archiefmateriaal en enkele home video’s volgen we de band van hun eerste rommelige optredens naar het nog altijd onovertroffen debuutalbum Definitely Maybe (1994) en opvolger (What’s The Story) Morning Glory? (1995). Er is al snel geen concertzaal groot genoeg voor de band uit Manchester, met als gevolg glorieuze optredens in het stadion van Manchester City (uiteraard niet dat van United) en voor een uitzinnige mensenmassa op Knebworth in 1996. Daar houdt de film wijselijk op, want wat volgde was een zelfingenomen album met stuk voor stuk te lang uitgesponnen nummers (Be Here Now), nog veel meer broedertwisten, deels ook ingegeven door geld, en de onvermijdelijke ondergang. Doordat de hoofdrolspelers niet in beeld komen, maar louter sprekend commentaar leveren, biedt Supersonic echter een fascinerend tijdsdocument van een band die, al was het maar voor even, larger than life was.