And Then Nothing Turned Itself Inside-Out is een quote van Sun Ra, en de titel dekt perfect de lading van dit experimentele, bijna kosmische album. Het is een opvallende uitzondering binnen het oeuvre van Yo La Tengo. Waar hun stijl normaal gesproken veel breder, ruiger, speelser en eclectischer is, neemt dit album juist een dromerige en ingetogen afslag. Het voelt als een nachtelijke rit door een verlaten stad: warm, melancholisch en introspectief. Veel nummers zijn traag en subtiel opgebouwd, met zachte elektronica, fluisterzang en minimale percussie. Denk aan lo-fi droompop met invloeden uit ambient en slowcore. Dit is een album dat tijd vraagt. Het klinkt alsof het ’s nachts is gemaakt, voor luisteraars die niet bang zijn voor stilte of traagheid. Yo La Tengo laat zich hier van hun meest emotionele kant zien, met teksten die vaak klein en alledaags zijn, maar juist daardoor ontroeren. De productie is lo-fi maar rijk aan sfeer: zachte synths, akoestische gitaren, rinkelende percussie en af en toe een vleugje ruis, als een warme deken. Het album eindigt op typische Yo La Tengo-wijze met "Night Falls on Hoboken", een zeventien minuten lange afsluiter die meditatief en hypnotiserend voortkabbelt.