Antonín Dvořák heeft veel kamermuziek gecomponeerd, waarvan het meeste is doordrenkt met klanken vanuit zijn Boheemse roots. Van 1892 tot 1895 woonde en werkte Dvořák in de Verenigde Staten van Amerika, daar naar toegehaald door Jeanette Thurber, om het muziekleven aan de westkust van Amerika een boost te geven. Daar maakte hij kennis met de lokale cultuur en natuur, die mede van invloed zijn geweest op composities die daar zijn ontstaan, zoals zijn 12e strijkkwartet. De walsen opus 54, uit zijn vroegere periode, zijn oorspronkelijk voor piano; twee ervan zijn destijds door Dvořák zelf omgezet, de overige zes pas in 2020 door Jiří Kabát. Het Talich Quartet behoeft geen verdere introductie: zij hebben meermaals bewezen vakmensen te zijn, zoals ook hier weer blijkt.